Art Usually Comes Without A Guarantee


Dat het kunstbeleid langzamerhand alleen nog beoordeeld wordt op applaus van publiek en kwaliteit van kunst is ook Cor Blok opgevallen. De kunsthistoricus meldt erover in een serie opstellen geschreven voor het Fonds voor Beeldende Kunsten, vormgeving en bouwkunsten. "Als van kunst kwaliteit gevraagd wordt en het zou lukken kwaliteit te definiëren dan blijft nog altijd de vraag welke kansen kunst krijgt om haar kwaliteit werkzaam te maken"

Het hangt er maar van af waar kunst terecht komt, stelt hij. Blok wijst erop dat kwaliteit in de eerste plaats afhankelijk is van een serieuze gesprekspartner voor de kunstenaar. Hij ziet die gesprekspartner in diegenen die, beroepsmatig of ambtshalve, particulier of anderszins, namens de gemeenschap, directe invloed uitoefenen op de voorwaarden waaronder kunst tot stand komt. Voorwaarden waaronder kunst onder de mensen wordt gebracht.

Ik maak melding van zijn stellingname omdat hij op de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van dat gesprek hamert, Een gesprek dat serieus dient te worden genomen. Ik noem het ook omdat ik de afgelopen dagen heb ik gemerkt dat ikzelf de woorden nauwelijks kon vinden voor datgene wat gezegd dient te worden. Een hartekreet is andermaal noodzakelijk maar daarmee nog niet snel verwoord. Een hartekreet is niet praktisch, kan abstract lijken of te persoonlijk, en levert hoe dan ook geen recept op klaar voor onmiddellijk gebruik. Toch is dat laatste, zo wil ik vermoeden, waarom we hier zitten. Deze conferentie lijkt me op zoek naar dat recept. Op model van het soort gesprekken waar we nog tijd voor hebben. We verwachten dan ook een scala aan oplossingen voor wat vooralsnog een bedacht probleem is. Internationalisering namelijk.

In het afgelopen jaar zijn er drie boekjes verschenen: één over internationale festivals, een boekje van de Arts Council, en een uitgave van de IETM; u kunt ze vandaag bestellen, of misschien zelfs wel hier kopen. Met de U al verstrekte reader is het model voor een conferentie succesvol toegepast. We hebben nu de adressen, tips, fondsen, networks, voor onmiddellijk gebruik gereed om aan de slag te gaan. Ons te internationaliseren. (Alleen de computer en de telefoon ontbreken nog waarna je je stoel niet meer uit hoeft om in die pot met pieren succesvol te roeren.) We kunnen als het ware blind aan de gang. Daarmee ben ik aangeland bij mijn noodzakelijke hartekreet, die zo lastig te verwoorden is.

Internationalisering was er namelijk al, ook al was het nog niet zo de basis voor een conferentie. Zonder boekjes en reader ging dat zelfs bijzonder goed. Ik zal vertellen waarom: Je ging namelijk op reis om iets te ontdekken, nieuwe mensen te ontmoeten, andere dingen te beleven; ontdekken en ontmoeten dat was het doel. En inderdaad er ontstond uitwisseling van ideeën met als uitvloeisel vaker wel dan niet internationale samenwerking. Zodat we ook in eigen land, naast wat we nationaal produceerden, onverwacht veel spannends, enerverends, opwindends of ronduit vervelends konden ervaren. Zelf meegemaakt, aan den lijve ondervonden. In dat klimaat ontstond het gezamenlijk gesprek of dat nu hier of daar, in een ander land, plaats greep. We deden nieuwe gezichtspunten op, en wie open stond voor zo'n gesprek kwam veel verrassingen tegen. In een opwindend proces van geven en nemen, van groeien; stimulerend en avontuurlijk was het bovendien en het ging gepaard met veel onverwachte vrolijkheid en plezier. Grenzen bestonden niet. Het ging om wat je nog niet wist. Het ging om vormen van vrij denken. Processen die konden plaats vinden ongehinderd door douane beambten of anderssoortig inspecterend personeel. Het ging ook niet om fysieke verplaatsing in de eerste plaats, al werd dat wel veelvuldig aanleiding of gevolg van dit soort fantaseren zonder grenzen.

In dat kader zou je ook een conferentie als deze kunnen zien.
De opgewekte bijeenkomst van geïnteresseerden die ideeën en denkbeelden uitwisselen om veel nieuws te ontdekken en te ervaren. Alles op de onbekommerde wijze die ik zojuist schetste.

In die schets, die de werkelijkheid was, is veel veranderd. Het begon vooral te veranderen - maar niet alleen daardoor - op het moment waarop de Europese eenwording een serieus gegeven begon te worden. Toen internationalisering, als de ons eigengemaakte, geïntegreerde nieuwsgierigheid, een naam ging krijgen. Vooral in de culturele sector, en vooral in het politieke en ambtelijke deel daarvan, werd ach en wee geroepen en voorzag men plotseling gevaren voor het verlies van een culturele identiteit. Wat men ook voorzag was de potentiële verhonderdvoudiging van subsidieaanvragen in een Europa zonder grenzen waarin iedereen bij iedereen z'n verzoek om ondersteuning zou kunnen gaan indienen. Statuten werden vervolgens gewijzigd om althans die ontwikkeling voor te zijn. Maar ook anderszins groeide de belangstelling de kunst een structuur mee te geven die, naar al snel zou blijken, voorwaardenscheppend zou zijn. Er bestond nog even het misverstand alsof hiermee meer en nieuwe ruimte voor de kunst, ruimte tussen politiek en economie werd bedoeld. Spoedig werd duidelijk dat de titel letterlijk werd genomen. Een groeiende stroom van voorwaarden voor hen die wilden scheppen was het gevolg. In feite zagen alle partijen daarvan de redelijkheid wel in en zo ontstond een geheel nieuw stramien van afspraken met bijna spelenderwijs geïntroduceerde regelgeving. Ik kan me zo voorstellen dat projectontwikkelaars alleen zo hun slag kunnen slaan. Alles is voor het goede doel, de wereld wordt er beter door georganiseerd, de ruimte eerlijker verdeeld, en zolang het nog een maquette is, of zelfs een bouwput heb je nog niet goed in de gaten wat er aan de hand is. Totdat het ettelijke vierkante kilometers beslaande monstrum in al z'n glorie voorgoed is gerealiseerd.

We gaan met onze tijd mee, en welke gruwelijke aspecten we verder ook ontdekken, we leren er mee leven. De gemeenschap, en wijzelf die daarin onze rol spelen, maar meer nog hoe onze rolopvatting was, veranderde er snel mee.

Zo ontstonden voor de kunsten nieuwe verbeterde commissies, anders ingericht. Standaard formulieren voor het aanvragen van subsidies, standaard formuleringen voor het meetbaar maken van beleid. Een groeiende stroom van voorwaarden waar het scheppen ingepast kon worden. Toen die fundering er eenmaal was, de politici en ambtenaren toch een beetje de gemankeerde project ontwikkelaars, kon de totale organisatie van het kunstenveld ter hand worden genomen en was er dus een kunstenplan, waarvan we intussen de tweede versie feestelijk hebben binnen gehaald.

De tekst van Cor Blok die ik aan het begin van mijn verhaaltje citeerde, zijn bundel opstellen, is geschreven voor de eerstvolgende jaren. Vandaar dat het niemand kan verbazen wanneer hij daarin ook constateert, sprekend over dat hoogst noodzakelijke gesprek, dat dit zo nog niet zo erg gebeurd. Dat klopt. Voor mijn schets moet ik er dan wel aan toevoegen dat het gesprek dat hij terecht van vitaal belang vind in lengte van jaren plaats vond alleen metterdaad verstikt in de regelgeving. De samenstelling van deze conferentie is er vooralsnog de duidelijke demonstratie van. De demonstratie dat wat er was er niet meer is, en wat dient te komen er nog niet is. Blok doelt immers op een gesprek tussen een publiek - gerepresenteerd door beroepsmatig en ambtshalve gepreoccupeerden - en de kunstenaar. Kunstenaars hier aanwezig zijn op de vingers van een hand te tellen. De ambtelijke delegatie is van een omvang dat je er koud van wordt. De rest is management. Daar is allemaal niets tegen maar het kleurt het verhaal wel.

Die drie boekjes die ik eerder noemde kunnen ons nog iets anders demonstreren. De fatale groei bijvoorbeeld van fondsen, instituten, administratieve apparaten, van regelaars en managers die gezamenlijk al een uitbundig conglomeraat van networking hebben opgeleverd. Het is alsof de kunst zelf, als gesprekspartner, op grond van haar onberekenbaarheid, onvoorspelbaarheid en onaangepast gedrag, niet meer bruikbaar wordt geacht. Anders dan dat we hier en nu ongetwijfeld nog vaak zullen uitspreken dat we met kunst het beste voor hebben. Weet U, eigenlijk beangstigd mij de ongekende groei van de groep van mensen en instituties die het begin van een besef niet meer in huis hebben dat ze er zijn dankzij het feit dat er kunstenaars zijn. En niet omgekeerd. De onbeteugelde arrogantie waarmee wij goedbedoelende regelaars ons opdringen als noodzakelijke dienstenbond.

De paradox is dat we hier vrijelijk handigheidjes kunnen bedenken, plannen kunnen smeden allemaal voor en ten behoeve van de kunst zonder nog één woord met de kunstenaar te hoeven wisselen. Internationalisering als plaatsvervangende activiteit op de rails gezet. De kunstenaar buiten spel, en ook het beste wat we zelf hadden kunnen inbrengen. En wat dat is daar kunnen we ons alleen maar van bewust worden in het gesprek waar Cor Blok zo op hamert. Niets is verleidelijker ons leven te laten vereenvoudigen door de regelgeving van het Rijk of toe te treden tot het groeiend legioen van regelneven die ons toegang willen bieden tot hun attractieve territoir. Of erger ons door gemakzucht en tijdsproblemen te laten leiden en klakkeloos de feestverpakking ongeopend te accepteren. Onder al die omstandigheden een selectieve wijsneus blijven, eerst praten met de kunstenaar en pas dan kijken hoe je kunt ondersteunen, is tijdrovend en geen sinecure. (Het legt bijna een onredelijke druk op die paar kunstenaars die hier aanwezig zijn)

Ik vraag dus aandacht voor het niet denkbeeldige gevaar dat we hier vandaag onze marsorders uitgedeeld krijgen: de voorgedrukte formulieren waarop we ons reisdoel kunnen opgeven bij aanvraag. Dat is de onvermijdelijke ambtelijke versie die ik uiteraard niet voorsta. Die reisdoelen zijn al vervat in plannen gesierd met veelbelovende titels; in organisaties, in adressen systemen, in troepenverplaatsingen. Dat is de beweeglijkheid van de wanhoop. Die maar al te werkelijk is in het Europa dat we nu hebben. Waar een serieuze gedachtenwisseling met de kunstenaar z'n eigen plek zal moeten bevechten tussen extreme vormen van nationalisme en nauwelijks denkbeeldige economische chaos. Juist reden, lijkt me, om internationalisering als vorm van geestelijke beweeglijkheid niet te beperken tot de trivialiteit van een declaratieformulier.

Dit is de conferentie waar juist internationalisering als open systeem wordt gepresenteerd. Op gevaar af dat we nieuwsgierigheid die nog niet doel en marktgericht bestaat op gaan doffen met een dwangbuis dat niettemin als een fleurig confectie pak moet ogen. Een open systeem, vertegenwoordigt door een mentaliteit in een klimaat waarin die mentaliteit kan gedijen, is een essentieel ander fenomeen dan het label waaronder we hier samen zijn.

De Informal European Theatre Meeting, (één van de organisaties die een boekje voor U maakte), en niet de minst belangrijke - omdat ze als karakteristiek vooral op dat informele contact geënt was - is voor enige jaren, in de essentie van wat het ideëel bedoelde te zijn, bedreigd geweest. De institutionalisering van die belangengemeenschap kon niet worden voorkomen. Toch is het, nu als het ware een derde generatie van leden elkaar periodiek treft, welhaast ondanks de institutionalisering, weer mogelijk geworden dat mensen elkaar ontmoeten. Werkelijk ontmoeten, zonder de orderportefeuille in de hand om de nieuwste voorstelling te boeken. Daar zit het verschil. Het indiceert dat we, ondanks alle tekenen van het tegendeel, moeten en kunnen vertrouwen op onszelf. Dat we met vallen en opstaan leren. Of, zoals Peter Sellars het deze zomer op een conferentie in London zei sprekend over die ruimte voor kunst tussen politiek en economie:

"There is something about the arts that provides a kind of demilitarized zone; a place where you can say very painful and difficult things. ./. But we live in this resolutely and vilely upbeat society where its difficult to express the pain and the sense of loss we feel. It gets repressed and finally explodes. ./. The arts have a gift though, which is: public mourning. Which is: shared grief. Which is the understanding that what unites us is that we're in way over our heads; what unites us is our points of vulnerability, points at which we're not in charge, in which we are human."

Vandaag is het tijd niet gedachteloos ons volgende rondje te draaien. Tijd ons te herinneren dat kunst in een wereld zonder grenzen, die meest persoonlijke wereld van onze fantasie, een verrassend vanzelfsprekende partij kan spelen. Van mijn part doen we dat in welke taal dan ook als we maar wat te zeggen hebben. Internationalisering zit al in onze kop, dat is het kunstje niet. Het gaat om de expressie ervan. Dat we onze menselijkheid weten te gebruiken.

Maastricht

28

Congres Internationisering